Foto: Peter Nieuwenhuijsen

Dekemahuis Niet toegankelijk voor publiek

Dit wit gepleisterde pand was vroeger twee keer zo breed, getuige een oude foto uit circa 1875. Het westelijke deel van het gebouw, de oude stins, werd na 1900 afgebroken.

Dit wit gepleisterde pand was vroeger twee keer zo breed, getuige een foto uit circa 1875. Het westelijke deel van het gebouw werd na 1900 afgebroken. Het Dekemahuis, een oude zaalstins, kreeg zijn naam naar de oudste bekende eigenaar, raadsheer Juw van Dekema. Juw was getrouwd met Cathrijn Hottinga. Een achterkleinzoon verkocht het huis in 1619 aan Gedeputeerde Staten. In 1625 liet de toenmalige bewoner, Hessel van Hermana, het grondig opknappen.

Na de verkoop in 1660 werd het huis door voorname burgers bewoond, zoals de burgemeester van Franeker en enkele hoogleraren aan de Academie. In 1660 bevatte het “blauw gedekte” huis een ruime hal, een grote opkamer en een kelderskamer op de begane grond. Onder deze bevonden zich twee grote kelders. Er waren vier grote kamers op de bovenverdieping.

In de 18e eeuw was het huis in tweeën gedeeld. Het oostelijke deel kwam in het bezit van Eduard Marius van Beijma, grietman van Franekeradeel, die het huis in 1826 aan de grietenij vermaakte. Sindsdien functioneerde het Dekemahuis als grietenijhuis. In 1892 bevond zich in het vertrek van de secretarie een schouw met kariatiden. Op de stenen kap waren wapens van vroegere bewoners (Liauckama en Hermana) aangebracht.

Het huidige pand, een dwarshuis met zadeldak, is deels onderkelderd. Bij enkele restauraties zijn oude muren van kloostermoppen blootgelegd en de oude kap met de draagconstructie van moerbalken, muurstijlen en sleutelstukken. Het Dekemahuis is nu in tweeën gedeeld.

De Dekema's hadden hun 'stamslot' in Baard. Daar werd ook de oudst bekende eigenaar van de Dekemastins geboren: raadsheer Juw van Dekema (geb. 1449 of 1450, overleden 1523). HIj woonde in het huis met zijn vrouw Catryn van Hottinga, in de tijd dat de hertogen van Saksen hun intrek namen in Franeker, om het gezag uit te oefenen over Friesland. Het echtpaar liet bij testament van 1518 de Dekemastins na aan hun zoon Jarich (geboren in 1495) en zijn vrouw Catharina (Katryn) van Camstra. Beiden bewoonden het huis tot hun overlijden. Voor Jarich kwam dat in 1553, maar voor Katryn pas in 1584. Hun graf is te vinden in de Martinikerk.
Zij lieten het Dekemahuis na aan hun dochter Anna van Dekema, die getrouwd was met Here van Ockinga. Hun kleinzoon Jarich van Ockinga en zijn vrouw Hylck waren van 1607 tot 1619 eigenaren van de stins.
In 1619 werd het huis verkocht aan Gedeputeerde Staten. Deze verkochten het huis echter aan Bartholt Tjaerda van Starkenborgh, die het huis tot 1630 bezat. Na 1630 werden Jel van Dekema en haar man, Jonker Goslick van Hiddema, eigenaar, waarmee de naam Dekema dus terugkeerde. Na 1645 kwam het huis in bezit van Juliana van Dekema. Zij verkocht het huis in 1658 aan dr. Henricus Schotanis a Starringa, korte tijd burgemeester van Franeker. Daar kwam gedoe van, omdat erfgenamen protesteerden. Uiteindelijk kocht Starringa het huis toch in 1660. Het werd toen ook wel Starringahuis genoemd. In 1670 kocht professor Ulricus Huber het huis.

(Informatie: mw. Annet van der hoek, oud-bewoonster van de Dekemastns)

Zie voorts bij de beschrijving van het huis. 


Afbeeldingen